Over new age projecties op Jezus
- Bert Overbeek
- 12 jul
- 2 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 2 aug

Ik las laatst een bericht van iemand op Facebook waarin werd gesteld dat Jezus geen christen was, Boeddha geen boeddhist, en Mohammed geen moslim. Volgens de schrijfster, een spirituele leraar, doen “teachers of love” niet aan dogma, volgen ze geen geschriften of religies, maar laten ze zich rechtstreeks leiden door “Source” of “Infinite Love”. Het was een poëtisch betoog, met woorden als “exquisite”, “awesome”, en “no big deal”. Mooi geschreven, op een bepaalde manier. En toch bleef ik ergens op haken.
Wat me opviel is hoe vaak mensen spirituele figuren herinterpreteren naar hun eigen beeld. Ze doen dat al eeuwen. In middeleeuwse schilderijen werd Jezus afgebeeld als een Italiaanse man, later als een blonde Duitser. En vandaag de dag zien we iets soortgelijks in spirituele kringen: Jezus wordt eruit gelicht als universele liefdesleraar, losgemaakt van zijn religieuze bedding, en opnieuw neergezet als een soort oosterse mysticus die boven de wet en boven de religie staat.
Maar historisch gezien is dat beeld moeilijk houdbaar. Jezus was een Jood, sprak tot Joden, en bewoog zich volledig binnen de context van de Joodse religie. Hij discussieerde fel met de religieuze leiders van zijn tijd over de wetten van de Thora. In Mattheüs 5 benadrukt hij zelfs dat hij niet gekomen is om de wet af te schaffen, maar om haar te vervullen. Hij maakt de wetten niet overbodig, maar scherper.
In het Nieuwe Testament wordt diezelfde wet zelfs als liefde omschreven. De tegenstelling tussen ‘liefde’ en ‘wet’ die zo vaak in moderne spiritualiteit wordt opgeroepen, lijkt Jezus zelf dus niet te maken. Hij gebruikte de wet juist als voertuig voor liefde. Eerst voor de Joden, en later ook voor de niet-Joden.
In new age-achtige en spirituele kringen zie je dat religie wordt gewantrouwd. Georganiseerde religie wordt dan gezien als star, onderdrukkend, dogmatisch — iets wat je als vrije ziel moet ontstijgen. Onder invloed van oosterse denkers als Osho is het idee populair geworden dat ware spiritualiteit ‘niet-religieus’ is.
Toch valt het me op dat juist deze spirituele gemeenschappen vaak onbedoeld precies dezelfde structuren aannemen als religieuze groepen: er zijn leiders, rituelen, ongeschreven regels, en een zekere groepsdruk. Er is zelfs vaak een ‘orthodoxie’. Alleen is die verpakt in termen als ‘energie’, ‘alignment’, of ‘frequentie’.
Het is misschien niet de religie zelf die het probleem is, maar de manier waarop mensen (zodra ze zich groeperen rond ideeën) omgaan met macht, waarheid en verbondenheid. Zelf kies ik er daarom bewust voor om me niet bij een groep aan te sluiten, zelfs niet als ik me inhoudelijk in alles kan vinden.
Groepsvorming heeft z’n eigen dynamiek, en die dynamiek is soms problematischer dan de dogma’s waar we zo graag van denken dat we ze hebben overwonnen. Ik voel me niettemin vrij om met iedere groep of religie te communiceren.
Voor mij ligt de kracht van Jezus niet in het feit dat hij buiten de religie stond, maar juist in zijn vermogen om binnen zijn traditie iets radicaal nieuws te openen. En misschien verdient hij het ook om juist dáárin her- en erkend te worden.



Opmerkingen